Collectie Gelderland

Zeeuwse weg

In de zeventiende en achttiende eeuw zagen de wegen in Zeeland er niet anders uit dan in de rest van Nederland: smal, bochtig, onverhard en in het natte seizoen bovendien onbruikbaar. De wegen kwamen door het gebruik en het uitspoelen steeds lager te liggen. Daarom werd door de Staten van Zeeland opdracht gegeven om op Zuid-Beveland de 'specie' die vrijkwam door het uitdiepen van de dulven (sloten) op de wegen aan te brengen en deze daarmee op te hogen. Pas na 1895 kwam er een goede oplossing voor het verharden van de wegen. Daarbij bestond de verharding van het rijgedeelte uit een bestrating van kasseien met daarnaast onverharde stroken. Vóór de Tweede Wereldoorlog ging men op Zuid-Beveland al over op klinkerbestrating. Deze bestrating werd aangelegd op de oorspronkelijke breedtemaat van de oude kasseien. Om de weg te verbreden werden aan beide zijden hiervan drie rijen basaltkeien aangebracht. Veel dorpen op het eiland vertoonden in de jaren vijftig van de twintigste eeuw nog dit beeld. Deze weg, die is in 1996 voor de Zeeuwse kerk in het Openluchtmuseum geplaatst is, toont dit Zeeuwse 'straatbeeld' van voor 1950.