Stellingmolen Het Fortuyn uit Delft, 1696

De meeste stellingmolens staan in dorpen en steden. Door hun hoogte komen ze boven de huizen uit, waardoor ze genoeg wind vangen. De wieken van de molen kunnen niet vanaf de grond worden bediend. Dat gebeurt vanaf de stelling, een ombouw halverwege de molen. In deze molen van 27 meter hoog werd graan gemalen. Een handige eigenschap van windmolens was de 'molentaal'. Door de wieken in een bepaalde stand te zetten, communiceerde de molenaar met het dorp. Als de wieken bijvoorbeeld helemaal recht staan is de molenaar even weg, maar komt gauw weer terug. Bij feesten wordt het wiekenkruis versierd met het 'mooimakersgoed', bestaande uit vlaggen en bloemslingers. De molen is tussen 1917 en 1921 naar het Openluchtmuseum overgeplaatst. In de dagrapporten van P. Glazema is te lezen dat evacués die tijdens de Tweede Wereldoorlog op het museumterrein verbleven de molen tijdens luchtaanvallen als schuilplaats gebruikten.