Pronkkamer uit Hindeloopen, circa 1700–1800

Schippers uit de Friese steden en ook Hindeloopen varen gedurende de zeventiende en achttiende eeuw in de regel voor Amsterdamse rederijen. Ze vervoeren goederen door het gehele Baltische gebied en Scandinavië. Hun huisinrichting is afkomstig uit alle Friese en Noord-Hollandse steden. Ook worden internationale goederen gekocht, zoals sits en porselein uit het verre oosten en allerlei souvenirs uit Noord-Europa. De interieurs in Hindeloopen verschillen daarmee niet zo veel met de rest van Nederland. Ze bevatten veel algemeen Hollandse en Friese producten en daarnaast zaken uit Noorwegen, Riga, Danzig, en Azië. Daarnaast kent Zuidwest-Friesland een traditie van gesneden en, later in de achttiende eeuw, bont beschilderde meubels die worden gecombineerd met de van elders afkomstige interieurelementen. Gedurende de achttiende eeuw zakt de handel in. Steeds meer Hindeloopers zijn zakelijk gestationeerd in Amsterdam en gebruiken Hindeloopen alleen nog om te wonen. Ondertussen blijven de Hindelooper interieurs zich doorontwikkelen. Vanaf circa 1850 probeert het Fries Genootschap de eigen Friese identiteit te definiëren. Wat betreft de Hindelooper interieurs zijn daarin de aquarellen van Hendrik Lap leidend. Dat puur eigen Friese beeld is echter te rijk, te Fries, te bont en te vol. Het eerste op basis van dit beeld gereconstrueerde Hindelooper interieur in het Fries Museum is desondanks vele malen gekopieerd. Hierdoor ontstaat er in musea en publicaties een veel te uniform beeld van “het Hindelooper interieur”. De kamer is in 1924 in het Openluchtmuseum ingericht.