Collectie Gelderland

Beeldsnijwerk "Anna-te-drieën" kersenhout, door de meester van het doxaal in de Mariakirche in Lübeck, circa 1420, Lübeck

Anna is frontaal op een onbewerkte bank gezeten en omvat ondersteund met de linkerhand de op haar linkerknie knielende Maria en met de rechter- het op haar rechterknie zittende Christuskind. Anna is gekleed in een wijde mantel, een eenvoudige omgord tuniek, een hoofdsluier en een halsdoek. Anna's mantel is over de schouders, de armen en het onderlichaam gedrapeerd; slechts haar bovenlichaam en hoofd worden hierdoor afgedekt. Vanaf de schoot, waar het rechterdeel van de mantel over de beide knieën voor het lichaam langs over het andere deel is geslagen, neemt de plastische massa van de mantel naar beneden sterk toe. Naar weerskanten valt de mantel tot op de bodem uiteen; naar onderen toe worden de plooien steeds zwaarder en dieper. De plooival wordt naar buiten toe overheerst door over elkaar geslagen, gebundelde pijpplooien -waarbij de mantelzoom een slingerend patroon volgt- en in het midden, tussen de knieën, door een cascade van zware doorgezakte vouwen. Ook de hoofdsluier heeft aan weerszijden het genoemde pijpplooi - schema. Het zichtbare gedeelte van Anna's tuniek is verticaal geplooid, slechts gebroken door de insnoering van het ceintuur. Anna's gelaat heeft een wat dromige, verzonken uitdrukking en zachte milde trekken; niet direct indivudueel maar van een soort geidealiseerde, jonge moederlijkheid. Beduidend kleiner dan Anna zijn de in de ca. 3/4 profiel naar elkaar toegewende figuren van Maria en het Christuskind. Maria is gekleed in een lang nauwsluitend gewaad, geplooid vanaf de taille. Zij heeft een pril meisjesgezicht met lange haren. Deze worden op het hoofd bijeengehouden door een band en lopen op de rug uit in een vlecht. Christus is naakt, de armen zijn in een ietwat vreemde, haast afwachtende pose voor het lichaam over elkaar heen gehouden. Hij heeft een enigszins ouwelijke en boerse gelaatsuitdrukking. Zijn hoofd is bedekt met kort, krullend haar.