Collectie Gelderland

T ' ARMINIAENS KAPPROEN

Historische prenten. 1. Rechts ontvangt B . het sacrement: "Siet daar leyt Pieter Bert zijn eygen ziel en quelt / En neemt een Koeckjen in / om knouwen met zijn tanden / Gebacken en gevormt al door Bagijne handen. Dit is zijn ware God / so hem de Mis - paep leert / Dit wart als Gulden Kalf van hem voor God ge-eert / Op bey zijn Knienen hier / en van hem aangebeden / " 2. Op de voorgrond in het midden ligt B. met een rozenkrans in de hand geknield voor een monstrans (= G. Pape broot-godt, het gouwe Melis - Huysie). Drie monniken ( D. Verkierden IJver, C. Ongestadicheijt, E. Dwaesebegeerte) zetten hem een narrenkap (= A. 't Arminiaens Kapproen) op. "Daer over komen toe deus beelden treden / En kroonen hem gelyck die gene komen toe / Die 't Pausdom nemen an / en Gods Gemeent zijn moe. De Ongestadicheyt met een Verkeerden IJver, Begeerte Divaes de Mensch hier maken lanx hoe stijver / En doen hem walgen van zijn Heer en waren Godt / Tot dat sy eyndelyck hem maken tot een Sot / en stellen op syn hooft een teyken om te kennen. Wat hij is voor ien Man / in al die daar heen wennen. enz.". 3. Links een koopman die aan twee boeren (Joost en Kees) deze prent verkoopt. "Voorts is hier afgebeelt de Koomen, Jij en Ick enz.". Links onder liggen publicaties van Bertius op de grond. Onder de prent een: "Samen-spraeck tusschen de Koomen, Joost en Kees, over de Afvalligen Petrus Bertus, Autheur des Boex genaemt Den Afval der Heyligen. Mitsgaders een Kort Verhaal der aanklevende dagelyckse Geschiedenissen". Daaronder gedicht in 3 kolommen (waaruit ik, J. de Mol ) bij de omschrijving geciteerd heb. Dat.: 1620. FM1421