Collectie Gelderland

Brief van Tiny Middendorp aan verloofde, 28 januari 1945

<p>Brief van Tiny Middendorp aan verloofde Antoon van Jeuken, 28 januari 1945, geschreven tijdens onderduiken Tiny Middendorp (geboren 23 september 1917 te Uithuizen) verhuisde 11 november 1941 naar Nijmegen waar ze 20 juni 1943 zich verloofde met Antoon Jeuken. Augustus 1944 dook ze onder de Wierden. 26 juli 1945 trouwde ze met Antoon Jeuken. Gedurende de oorlog schreef ze vele brieven aan haar verloofde. Inhoud Zondag 28 Januari 1945 M’n dierbare verloofde Antoon, Eindelijk schijnt er zich een mogelijkheid voor te doen dat je heel misschien een brief van mij in handen zult krijgen.. M’n lieveling wat zijn we wreed van elkaar gescheiden. Wie had dit ooit kunnen denken, toen we een half jaar terug afscheid van elkaar namen. Van alles heb ik bedacht en gedaan, om maar met je in verbinding te komen, of tenminste maar een teken van leven te geven of te ontvangen. God alleen weet hoe ik naar je verlang, met geheel m’n hart en ziel. Van jouw kant zul je misschien ook van alles geprobeerd hebben liefste, maar ’t heeft niet gebaat, nog geen teken van leven heb ik van je kunnen vernemen. Ik ben nog steeds bij Mier en Trees in W. Wat eten betreft gaat ’t hier nog best. Matheus en Tine, en Freek en Tine hebben me ook een paar keer geschreven, ze maken ’t nog goed, ze hebben veel vluchtelingen. Ik kan wel naar hun toe gaan, maar blijf liever hier, dan ben zo gauw we vrij zijn, veel dichter en gauwer bij jou. Hier in W. komen veel vluchtelingen door. Van vluchtelingen uit Nijmegen heb ik vernomen, dat ook Dr. Jansen met z’n gezin gevlucht is, en dat ’t huis in vlammen is opgegaan. Ik weet dat de Waalkant geheel verwoest is. M’n lieveling van jou weet ik echter niets, ik weet niet eens waar je was tijdens de doorbraak. Ook van je dierbare Ouders broers en zusjes weet ik niets. God geve dat ze allen nog mogen leven. Ik was al zo erg in je familie vergroeid, dat ik ze nog meer mis als m’n eigen broers en zusters. M’n liefste ik kan niet geloven dat dit afscheid voor eeuwig zal zijn. Ik heb groot vertrouwen in O.L.H. dat we elkaar spoedig gezond mogen weerzien. Alle dagen bid ik voor je behoud, en voor onze toekomst. Al ons hebben en houden zijn we misschien kwijt, maar wat zegt dit, als we elkaar nog morgen bezitten? Liefste vergeet nooit, dat je m’n alles bent, dat ik je met hart en ziel bemin, ik kan je niet missen. Maak je over mij niet te veel zorgen. Ik ben goed gezond, en zie er beslist goed uit. Ik doe m’n best me er zo goed mogelijk door heen te slaan. We maken echter van alles mee. W. is erg gebombardeerd, maar wij zijn nog gespaard gebleven. De vorige week 19 Januari in alle bittere kou zijn we uit ’t huis gezet. Er wordt een V I afgeschoten. Er komen ontzettend veel terug, ’t is wel gevaarlijk, maar enfin, er schuilt overal gevaar. Ook trekken er duizenden vliegtuigen overheen, maar daar zijn we al aan gewend. Treinen worden in brand geschoten, bruggen, schepen, auto’s enz. enz. Menigmaal zitten we in de schuilkelder. Mocht je me kunnen schrijven, ’t adres is ’t zelfde gebleven. Lieveling wat wil ik toch graag allemaal weten, hoe jij ’t toch maakt, wat je doet enz. enz. ’t Gaat op ’t ogenblik zo snel met de oorlog, dat ik hoop dat ’t tegen ’t zomer vrede zal zijn. Wat zullen we dan gauw trachten bij elkaar te komen, lieveling, en wat we elkaar dan allemaal te vertellen hebben is niet te noemen. Zo veel wat ik nu nog zou willen schrijven, maar ’t mag en kan niet. Wat dank ik O.L.H. dat jij niet aan deze kant zit, want voor de mannen is ’t niet pluis. Zelfs Mier 52 jaar hebben ze deze week met een razzia uit bed gehaald. We hebben echter alles in ’t werk gesteld, en hij is nu gelukkig echter weer vrij. Vanmorgen heb ik nog een vluchteling uit Bergen gesproken. Deze kende de familie Smits, welke ook gevlucht zijn. Hij kon zich jou ook nog goed herinneren. Heel Bergen is gevlucht. ’t Kerkje is plat, de kapelaan is dood. Wat wordt er toch veel geleden. In de grote steden is ’t al heel erg, hongersnood en ziekten. ook hier mag ’t niet lang meer duren. Men helpt zoveel men kan, maar eens komt er een eind aan. Lieveling, ik moet de brief wegbrengen, ’t wordt tijd, dat ik er een eind aan maak. Laten we heel veel bidden samen, dat we er ’t leven mogen afbrengen, en heel spoedig elkaar in onze familiekring mogen weerzien. Als ’t enigszins mogelijk is liefste laat me dan weten of je nog leeft. Dat onzekere is ’t allerergste. Lieveling we zullen hopen, tot heel spoedig! Heel veel liefs, hart. kussen en een innige omhelzing van je steeds voor altijd zeer liefh. verloofde Tiny. Hart. groeten van Mier en Trees. P.S. . Ik schrijf ook Vader, Moeder, zusjes en broers een brief. </p>