Collectie Gelderland

Portret van Wilhelmina van Pruisen, prinses van Oranje-Nassau (1751-1820)

Portret van Wilhelmina van Pruisen, prinses van Oranje-Nassau, zittend op een canapé in Lodewijk XVI-stijl met groen damasten bekleding met een brief in haar rechterhand. De prinses is naar de laatste mode gekleed in een losvallende witte, zijden japon. Haar haar is in losse krullen gekapt. In tegenspraak met deze bestudeerde nonchalance is de strenge uitdrukking op het gezicht van de prinses. Enigszins hautain kijkt zij langs de beschouwer heen, het hoofd rustend op haar hand. Rechts naast haar, op een elegant Lodewijk XVI-tafeltje, ligt de Russische Orde van de H. Catharina, die slechts voorbehouden was aan dames van vorstelijke komaf. Het rode lint vormt niet alleen een fel kleuraccent, maar ook een niet over het hoofd te zien detail. Prinses Wilhelmina beschikte over een vastberadener karakter dan haar echtgenoot prins Willem V. Toen het stadhouderlijk paar in 1787 uit Den Haag was verdreven onder druk van de Patriotse opstootjes, kon zij dan ook niet lijdelijk blijven toezien. Vanuit Nijmegen, waar het prinselijk gezin zijn intrek had genomen in de goed verdedigbare burcht Het Valkhof, ondernam zij, slechts vergezeld door enkele hofdames, de tocht naar Den Haag om de terugkeer van de stadhouder af te dwingen. Haar aanhouding bij Goejanverwellesluis in de buurt van Gouda door een Patriots vrjkorps maakte een voortijdig eind aan deze onderneming en leidde tot de interventie van het Pruisische leger en het herstel van de prins in zijn vroegere functies in 1788. Om duidelijk te maken dat de stadhouder weer terug was, bestelden Willem V en Wilhelmina nieuwe staatsieportretten van zichzelf en hun kinderen. Het geduld van de schilder J.F.A. Tischbein (1750-1812), die al enige tijd in de Nederlanden verbleef maar tot dan toe tevergeefs had gewacht op een opdracht van het hof, werd beloond. Hij mocht een aantal pendantportretten van de prins en de prinses maken, welke later zowel in olieverf en pastel als ook in druk zijn nagevolgd. Het waren de laatste officiële stadhouderportretten. Dit exemplaar van haar portret liet de prinses speciaal maken voor haar trouwe hofdame, freule Sophie von Danckelmann, die haar bij haar huwelijk in 1767 van Berlijn naar Den Haag had vergezeld. Deze liet het schilderij, bij het ontbreken van directe eigen erfgenamen, echter bij testament weer na aan prinses Wilhelmina. Als onderdeel van de stadhouderlijke verzamelingen is het in het Mauritshuis terecht gekomen. Dit stuk is ingelijst in een vergulde lijst. Bruikleen Koninklijk Kabinet van Schilderijen Mauritshuis, Den Haag.