Collectie Gelderland

De prijs van belegen N.Z. kaas

De prijs van belegen N.Z. kaas "Bij besluit van den Directeur-Generaal van de Voedselvoorziening is bepaald" "kopie" "zie ook de nummers 4.2.10560 t/m 4.2.1.10564 en 1.1.838 en 1.1.904 5.3.29965 en 5.3.29967" Achtergrond: KAASHANDEL IN OORLOGSTIJD Lambert Schaap Klaaszoon (1907-1994) was sinds 1927 handelaar in kaas in Huizen in het Gooi. Hij kocht partijen kaas in bij boeren (en later ook bij kaasfabrieken) in Utrecht en Zuid-Holland. Hij verkocht deze kazen aan kruidenierswinkels in o.a. Huizen, Bussum, Hilversum, Baarn, Soest, Eemnes, Muiden en Weesp. Naast zijn huis had hij een klein pakhuis. Daar lagen de kazen op stellingen met lange planken. Soms bewaarde hij een partij jonge kaas gedurende een jaar of langer. Dan rijpte de jonge kaas tot 'belegen' of zelfs 'oud'. Hij kon er dan een hogere prijs voor vragen. Al die tijd moest hij kaas goed schoon houden. Een plastic coating bestond er toen nog niet en schimmel moest met een mes van de kaas worden afgeschraapt. Tijdens de oorlog kwamen alle levensmiddelen 'op de bon'. Ook kaas. Als consument kon je in de winkel alleen kaas kopen als je een bon had, voor bv. een ons kaas. Iedere maand kon je een vel levensmiddelenbonnen halen bij het Distributiekantoor in je woonplaats. Daar zaten dan ook één of twee van die kaasbonnen bij. Maar ook de winkelier moest bonnen hebben om zijn kazen te kopen bij de handelaar. Deze 'toewijzingsbonnen' kreeg de winkelier als hij de bonnen van zijn klanten inleverde bij het Distributiekantoor. Kaashandelaars zoals Schaap kregen dus bij elke winkelier aan wie ze kaas verkochten enkele van deze 'toewijzingsbonnen' ( zie de vellen met bonnen die Schaap heeft bewaard ). Daarmee kon hij op zijn beurt weer kazen kopen van de boer of de fabrikant. Zo werkte het rantsoenerings- of distributiesysteem tijdens de Tweede Wereldoorlog. Doel was het hamsteren van voorraden of het opdrijven van de (vastgestelde) prijzen te voorkomen. Toen in 1941 kaas schaars werd, zoals vele andere kruidenierswaren, werden er voor 'belegen' kaas speciale maatregelen getroffen door het Rijksbureau voor Voedselvoorziening in Oorlogstijd. Jonge kaas werd voortaan opgeslagen onder controle van de 'Nederlandsche Zuivelcentrale' (N.Z.) Was deze kaas gerijpt tot 'belegen' dan werd daarvoor een maximumprijs vastgesteld. Maar dan moest er wel een speciaal stempel op die kaas staan. Op dit stempel stond de volgende tekst: Het merk belegen N.Z. moet zo lang mogelijk op iedere kaas zichtbaar blijven, de kaas mag dus niet geschrapt worden. Schaap heeft gedurende zijn hele leven zo'n stempel bewaard! -- NA DE OORLOG Schaap heeft ook een houten kaasdoos bewaard. Daarin heeft een Cheddarkaas gezeten. Op de doos staat onder meer JUN281945 , de datum van productie. In het voorjaar van 1945 was er een grote voedselschaarste in bezet Nederland. Ook Schaap had bijna niets meer om te verkopen. Zijn laatste 20+ Edammer kaasjes werden gevorderd door de Landwacht van de NSB ! Gelukkig kwam er na de Bevrijding voedselhulp van de Geallieerden. Bekend zijn de droppings van blikken met biscuit uit vliegtuigen in mei 1945 en de aanvoer van meel uit Zweden voor het 'Zweedse wittebrood'. Later kwam er meer voedsel, ook kaas. Zo kwamen er in het najaar van 1945 enkele grote Amerikaanse kazen in het pakhuis van Schaap in Huizen. Hij moest een draad gebruiken om ze te snijden, want zijn kaasmes was te klein voor deze dikke kazen.